De "Torre", Matobo in Portugal?
Azul, azuurblauw, is de kleur van de hemel boven de Beiras. Aangenaam weer: zon, 29° en een licht briesje. We trekken andermaal de Serra da Estrela in. Naar de hoogste bergtop van Portugal: de Torre, 1.993 meter. De weg voert van Oliveira do Hospital naar Seia. Vandaar begint het klimwerk, voor de auto weliswaar.
We rijden verder naar de top. Plots doemt een reusachtige betonnen muur op: de wand van een stuwmeer. Een beetje griezelig: langs de voet van een dam rijden, wetend dat daar miljoenen liters water achter zitten! Even later zijn we zo hoog gestegen dat we het meer in de diepte zien liggen. De top van de Torre dan: een weids plateau met skiliftjes (inderdaad, af en toe kan je hier in de winter skiën - beginners wel te verstaan), een kitscherige, tot niets dienende ronde slottoren (=de Torre), communicatietorens, een "commercieel centrum", een reusachtige parking en overal, her en der, kleine torentjes gestapelde stenen. Het ruikt hier fel, nee het stinkt naar geit en schaap. We zien er één exemplaar van en wel duizenden keuteltjes.
Poço do Inferno
Torre.
Aanvankelijk rijden we door een gelijkaardig, dicht bebost landschap, net zoals gisteren met net iets andere panorama's. Maar dan verdwijnen de bomen, daarna ook het struikgewas, de brem en het heidekruid. Een schrale begroeiing blijft over op dit hoogplateau. En rotsblokken: zoals reusachtige granieten keien, met grillige afgeronde vormen, willekeurig neergekeild in het landschap. Het doet een beetje denken aan Matobo in Zimbabwe (zie blogpost van 13 november 2014). Wielertoeristen rijden in losgeslagen groepjes zwetend en puffend naar boven. Misschien is voor een Portugees "de Torre beklimmen", het equivalent van "de Ventoux doen" voor de Belgische wielertoeristen? Nog ruim voor de top nopen de grillige rotsblokken-formaties ons tot een stop. Prachtige foto-opportuniteit: fotogenieke rotsen met panorama en blauwe hemel op de achtergrond.
We rijden verder naar de top. Plots doemt een reusachtige betonnen muur op: de wand van een stuwmeer. Een beetje griezelig: langs de voet van een dam rijden, wetend dat daar miljoenen liters water achter zitten! Even later zijn we zo hoog gestegen dat we het meer in de diepte zien liggen. De top van de Torre dan: een weids plateau met skiliftjes (inderdaad, af en toe kan je hier in de winter skiën - beginners wel te verstaan), een kitscherige, tot niets dienende ronde slottoren (=de Torre), communicatietorens, een "commercieel centrum", een reusachtige parking en overal, her en der, kleine torentjes gestapelde stenen. Het ruikt hier fel, nee het stinkt naar geit en schaap. We zien er één exemplaar van en wel duizenden keuteltjes.
Even dat commercieel centrum binnen wippen waar het nog erger stinkt naar queijo, kaas, ham en geit. Maar verder wordt er van alles verkocht: sneeuwbollen, jassen, schoenen, drank, souvenirs, petten, hoeden uit kurk, tassen, glazen, schoteltjes, rommel en brol allerhande.
Reden we gisteren over de ruggengraat van Portugal, dan staan we nu op de kop.
We rijden langs de andere kant, richting Manteigas, de Torre af en genieten verder van het ietwat Matobos-achtige landschap. Plots komen we hoog boven het dal van de Zêzere, een eigenaardig en prachtig ex-gletsjerdal. Het lijkt op een perfecte halve cilinder, ooit uitgesleten door het ijs. Aan het eind van het dal zien we Manteigas liggen.
Terug in de bossen, net voor we Manteigas bereiken, wijst een bord ons naar de Poço do Inferno, de helleput. Volgens "De Groene Reisgids" biedt de weg "... fraaie doorkijkjes op Manteigas en voert over de Poço do Inferno, een woeste maar beboste bergpas waar een mooie waterval ruist". De waterval is in dit seizoen verworden tot een miezerig straaltje water dat van een bergkloof naar beneden vloeit in een put, de "helleput"? Maar de omgeving is idyllisch met een wandelpaadje en -brugje langs een deel van de waterval en veel picknick plekjes in de schaduw ... een uitnodiging voor onze meegebrachte lunch. Alleen spijtig dat er een familie luidruchtige Portugezen, vader, moeder en twee kinderen, met luid geruzie de stilte aan flarden scheurt.
Manteigas valt dan weer tegen: zo rond 2 uur 's namiddags lijkt het stadje wel uitgestorven. Behalve een leuke kleine wandeling langs de boorden van het riviertje dat de stad doorkruist, is er weinig interessants te zien/beleven. En terug rijden naar Oliveira do Hospital wordt een uitdaging: TomTom wil ons een weg laten inrijden waar er geen meer is. Sukkelen! En uiteindelijk: roaming aan en Google Maps! Zo vinden we de lange en kronkelende bergweg terug naar Seia en naar Orange Olives. Maar niet zonder opnieuw het landschap te bewonderen en ... een vrachtwagen onderste boven langs de kant van de weg te zien liggen. Een auto van de brandweer staat er naast.
Nu nog een laagje bruin op doen aan het zwembad van Orange Olives.
Zullen we morgen wat cultuur op snuiven?
P.S. Oliveira do Hospital: waar komt die vreemde naam vandaan?
Hierbij de verklaring volgens "blue-crane".
Oliveira: da's gemakkelijk. Olijfboom. De streek staat er hier vol van.
Maar "Hospital"? Tijdens de kruistochten verzorgden meegereisde monniken de gewonden in aparte hospitalen. Al heel vlug bleek dat ook deze inrichtingen verdedigd moesten worden. Door monnik-ridders. En dus ontstond een aparte ridderorde die als eerste opdracht had de ziekenhuizen te beschermen. De "hospitaalridders" of "tempeliers" (ze hadden een hospitaal op de tempelberg in Jeruzalem) of "Johannieters" (hun patroonheilige was Johannes) waren geboren. Maar wat deden deze, meer vechtersbazen, dan monniken? Vechten! En wat kregen ze als beloning voor overwinningen? Grond, bezittingen, aanzien en ... macht. Zo veel macht dat ze een gevaar werden voor de paus die ze prompt excommuniceerde als ketters. Al hun bezittingen, overal in Europa, werden verbeurd verklaard. Overal, behalve in Portugal waar ze zo slim waren om snel hun naam te veranderen in "ridders van Christus". Gered! In geen enkel ander land zijn zoveel overblijfselen, burchten, forten en kastelen van de hospitaalridders terug te vinden. Meest bekende en grootste is de tempeliersburcht in Tomar.
"Do Hospital" verwijst dus naar het feit dat dit gebied ooit eigendom was van de hospitaalridders!