Bragança.
28 juli 2021.
Kippenvel.
Later vertelt de man van Ana dat deze Cão de Gado Transmontana speciaal gekweekt en getraind zijn om hun kuddes tot elke prijs te verdedigen. Maar voor de rest zouden het heel lieve honden zijn. Soms zie je ook kleine honden bij de kuddes: die drijven de schapen samen en zorgen er voor dat er geen enkele achterblijft of verdwaald. Maar de bescherming van de kuddes is voor de grote loebassen.
Bragança.
Terug naar de orde van de dag: bezoek aan Bragança, de hoofdstad van Trás-os-Montes. We parkeren onze Jeep in een ondergrondse parkeergarage op de Praça de Cãmoes. Die bereiken we super vlot: Bragança lijkt leeg te zijn, weinig auto’s, weinig mensen op straat. Wel iedereen met mondmasker. Vanaf de parking wandelen we naar de Praça de Igreja da Sé - barokke ex-schandpaal, nu kruisbeeld, in het midden van het plein en … drinken we onze eerste Portugese espresso met een pastel de nata (2,4 €). We volgen een “Percurso Pedestre Urbano” die ons langs een smalle straat met statige herenhuizen voert. Links en rechts zijn er pittoreske, smalle doorsteekjes naar de andere evenwijdige straten. Aan het eind is het klimmen: naar de Castelo van Bragança. Gelukkig is het weer heel aangenaam: zon en zo’n 25 °C.
De Castelo overtreft onze verwachtingen: “vaut le voyage” zegt de Michelin-gids vermoedelijk. Ik dacht dat het hier om een eenzame half-ruïne van een toren zou gaan, maar niets daarvan. Kantelen omringen volledig een oude, middeleeuwse stad. De centrale donjon uit 1187 lijkt mij de mooiste van gans Portugal. Binnenin is er een legermuseum met de klassieke kurassen, hellebaarden, zwaarden, degens, maliënkolders, pistolen, helmen, dolken, bajonetten, decoraties en meer van dat tuig. Op zich niet ons ding maar de binnenkant van de citadel zien en op de torens en kantelen lopen, rechtvaardigt op zich al de bescheiden 3 € inkomprijs. Ook de oude stad kan je helemaal rond lopen op de oude verdedigingsmuren. Dat doen we. We worden beloond met prachtige panorama’s op Trás-os-Montes langs de ene kant en pittoreske uitzichten op de oude binnenstad langs de andere kant. We verlaten de oude stad langs de Porta da Villa; langs de enige andere poort, de Porta do Sol, waren we binnen gekomen.
We dalen af naar de rivier, de Rio Ferença die we langs het mooi aangelegde wandelpad volgen, terug naar de parking. De rivier, bij wijlen niet meer dan een beekje, kronkelt diep doorheen de rotsen. Links en rechts staan heel oude huizen, sommige erg vervallen. En af en toe is een nieuw huis gebouwd op de ruïnes van een oud! Aan de overkant trekt een kitscherig geheel van kleine gebouwtjes, poppetjes, mannetjes, namaak-Eiffeltoren, namaak-Castelo, diertjes onze aandacht. Het levenswerk van één of andere hobbyist? Dan komen we in het nieuwere deel van Bragança met het Centro de Ciência Viva (Levend Wetenschapscentrum) en aan de overkant van de rivier de moderne wijken met o.a. het Parque Infantil. Opmerkelijk hoe het nieuwe geïntegreerd is met het oude: het één vloekt niet met het ander.
Bijna aan het eind van onze wandeling bezoeken we nog even het kleine Casa da Seda, zijde-museum. ‘t Is interactief maar helaas: alles is in het Portugees. De mevrouw van het museum stopt ons een summiere Franse tekst toe en probeert hier en daar te helpen; uitleg kan ze niet geven: ze spreekt alleen Portugees. Uiteindelijk niet veel wijzer geworden voor wat zijde betreft.
Dom Roberto.
Nog even aan onze startplaats de kleine kathedraal bezoeken (barok-altaar en muren deels met azulejo’s bezet) en dan is het ruim tijd voor lunch. Alleen … Bragança lijkt verlaten, alsof er een pandemie heerst: geen open restaurant in de onmiddellijke buurt. Waarom dan niet één van de restaurant-suggesties van het autoverhuur kantoor van gisteren geprobeerd? We rijden naar Gimonde, een goeie 5 km verder.
Bij O Abel zit het terras vol en staan een tiental Portugezen buiten aan te schuiven. Dat dus niet. Een eindje verder ligt het Dom Roberto restaurant. Minder dan tien auto’s voor de deur … hier stappen we binnen. In een klein zaaltje waar de Presunto (hele rauwe hespen) hangen te drogen eten we patatjes in de schil en biefstuk. ‘t Zijn lappen van - vermoedelijk - 250 gram elk. Een voorgerecht met charcuterie en worst hadden gelukkig we al afgeslagen, want met zo’n vleeshoeveelheid hebben we op ‘t eind een - zelf meegebrachte - “doggy-bag” nodig. Portugese keuken is niet bepaald bekend voor de fijnheid er van. Achteraf - na onze koffie - brengt de kelner nog een zelf gestookt drankje van sinaasappel, een beetje zoals limoncello, maar dan niet van limoenen. Oh, en ook nog een “home made” Aguardente, nog straffer spul. Gelukkig is het maar 20 minuutjes rijden tot “thuis”. Tot veel gaan we niet meer in staat zijn.
Giny.
Maar dat is zonder Betty gerekend die na een siesta weer fit en monter is. Nog even een “kleine” wandeling in - en vooral rond - Lagomar. Amper hebben we Betula Studios verlaten of Giny, de hond van Ana volgt ons, nee, loopt voorop. Vanaf het kerkje - hier zou bloed van de heilige Jacobus van Compostella bewaard worden (die kerel moet vaten vol bloed gehad hebben) - duiken we de bossen weer in. Giny blijft ons vergezellen. Gelukkig hebben we een wandel-navigatie app (Komoot) die ons vertelt dat we in een lus terug naar Lagomar kunnen wandelen. De tocht is vergelijkbaar met mijn jogging van deze morgen, maar dan wel zonder ontmoeting met kuddes, herders of honden (onze begeleidster Giny uitgezonderd). We passeren onder andere prachtige oude kastanjebomen met een doorsnede van minstens twee meter, harige zaaddozen van uitgebloeide brem en met korstmossen overdekte eiken. Alles samen, een wandeling van opnieuw een dik uur. Tijd om de boeken dicht te doen. Vejo você amanhã (tot morgen)!