Golfo Dulce.
15 maart 2012.
De nacht is niet zonder zichtbare en onzichtbare bezoekers geweest. En zeker ook niet zonder geluiden. Ik denk dat ik een groot beest in de droge bladeren langs ons huis heb horen passeren. En natuurlijk het huilen van de brulapen gehoord. Verschillende keren wakker geworden en met de Petzl onder onze muskietentent gelicht: er bleken tientallen kleine beestjes en twee grote (5 cm) groene krekels op te zitten (langs de buitenkant gelukkig).
Zodra het dag wordt, zijn we wakker, dat wil zeggen iets voor 6 uur. We liggen nog wat naar de beestjes op het muskietennet te staren. Ik zie een gekko. De jungle is vol nieuwe geluiden. De temperatuur is draaglijk en de hemel lijkt helemaal open te zijn. Om 7 uur staan we aan de ingang van de lodge waar Daniel ons al opwacht. Op naar de aanlegsteiger voor de mangrovetocht. Met een klein bootje waarachter twee kayaks bengelen, varen “we” - Daniel de gids plus een “kapitein“ of “schipper” of “stuurman” en wij beiden - de Golfo Dulce op. Golfo Dulce betekent “zoete” golf, zo genoemd omdat er verschillende zoetwater rivieren in uitmonden. Het water is er dan ook minder zout dan in de Stille Oceaan.
Eerst varen we traagjes langs de kust: we zien verschillende soorten reigers en ook een osprey, een soort havik die op loer ligt naar visjes. Heel kort zien we twee speelse dolfijnen. Onder een stralende zon varen we een riviermonding binnen. Hier begint de eigenlijke mangrove. Daniel legt uit hoe planten hier in de monding in het zoute water kunnen overleven. We zien ibissen, tientallen ... en de zeldzamere snowy egret. Zelfs ... een neus en twee ogen net boven het wateroppervlak: een Amerikaanse krokodil.
Na zowat een uurtje te hebben gevaren is het tijd voor ontbijt: een soort pannenkoek gevuld met ei en groenten. Tee er bij en watermeloen als dessert. Daarna een tiental minuutjes “platte rust”: de stuurman ligt al te pitten op het achterdek en Daniel ligt met zijn ogen toe aan de voorkant van de boot. Na deze korte, ochtendlijke siësta, stappen we in de kajaks – Betty vooraan in onze tweepersoons-kayak – en peddelen we de rivier weer af. Zonder geluid van het motorbootje is de stilte oorverdovend!
We exploreren één van de vele kleine mangrove-kanaaltjes en zien exotische en veelkleurige krabben op boomwortels klauteren. We genieten van de zon, het water, de mangrove ... opnieuw, la pura vida! Na ruim een half uur kayakken komt de “grote” boot ons weer oppikken en de teugtocht wordt aangevat; ’t Is uiteindelijk 11u30 als we weer aan de lodge zijn waar we begroet worden door de veelkeurige scarlet macaws, hoog in de toppen van de bomen. Wat kleren wassen (met handzeep en in de wasbak) en drogen en dan lunchen.
Na de lunch besluiten we te snorkelen, iets wat geen van ons beiden ooit heeft gedaan. Maar abnormaal continent en klimaat ... abnormaal gedrag zeker. Daniel geeft ons snorkels en legt ons uit hoe ze te gebruiken. We krijgen ook zwemvliezen ... Eerst probeer ik het alleen. Niet gemakkelijk op een keienstrand waar elke stap pijn doet. En met afgesloten neus is het eerst niet evident, dat snorkelen. Uiteindelijk lukt het me toch, een beetje en ik zie onder water de keien en mijn eigen voeten. We proberen het samen. Maar het keienstrand en de branding maken het ons niet gemakkelijk. Misschien gaat het beter als we van de aanlegsteiger springen. Eerst echter vragen we een zwemvest voor B. Dan gaan we inderdaad tot het einde van de pier en dalen de roestige trap af. Na wat geaarzel plons ik in het water ... en ik wordt pardoes door de golven tegen de steiger gegooid. Dat zullen wat blauwe plekken en schaafwonden zijn. Ik wacht op B. die – tot mijn stomme verbazing – zichzelf overtreft en met zwemvest, snorkelmasker en al in zee afdaalt langs dezelfde roestige trap. We snorkelen naar het strand en bewonderen de keien onder ons en onze eigen arm- en beenslag. ’t Is niet zo evident dat snorkelen – het ademen door een buis, het keienstrand, de branding. We rusten uit onder de palmbomen.
Ik haal mijn joggingschoenen uit ons huisje en loop links het strand af tot ik niet meer verder kan: hooguit 15 minuten lopen is dat. Dan probeer ik het naar rechts. Na zo’n vijf minuten lopen zie ik aan de rand van de jungle, net boven de vloedlijn, een vuilnisbak staan met duidelijk in grote letters “Basura – Garbage”. Daar moet dus een pad zijn. Dat volg ik. Plots komen drie kleine hondjes, blaffend en keffend naar mij toe gelopen. Twee mannen liggen in hangmatten tussen de palmbomen en roepen de honden terug. Zij blijken “locals” te zijn, echte dan: ze wonen in een hutje aan het strand en zoals ik later verneem: zij zijn de officiële buren van de lodge. Ook dit pad loopt al snel dood op de rotsen en het opkomende tij. Ik loop terug langs het pad. Iets voorbij de vuilnisbak loopt ik plots in een reusachtig spinnenweb. De plakkerige draden hangen overal op mij en – ik heb hier al “spinnetjes” van 5 centimeter grootte gezien – ik panikeer en sla wild al lopend, alle draden van me af. Honderd meter verder realiseer ik mij dat ik mijn zonnebril niet meer op heb! Of had ik die niet opgezet? Terug bij B. zoek ik mijn bril. Tevergeefs! ‘k Ben nog terug gegaan naar waar het spinnenweb was – of waar ik dacht dat het was want in het oerwoud lijkt alles op alles - maar bril niet meer gevonden. Gelukkig heb ik mijn andere bril nog bij op deze reis.
Terug dan in ons huisje, plannen maken voor morgen (kajakken langs de kust? snorkelen? sunset toer in de Golfo Dulce?) en klaarmaken voor het avondeten. Een paar glaasjes witte wijn, “socializen” met de nieuwe gasten die zijn aangekomen (vier Oostenrijkers en vier Engelsen (?) vermoeden we: ze “hebben met niemand affaire”) – en met Daniel en Veronica (zijn liefje?). ’t Is nog geen 20u30 als we opnieuw onder ons mukietennet liggen. Deze keer hebben we het met Deet overspoten en dat blijkt toch wel effectief: heel wat minder “critters” op ons net.