Nicuesa Rainforest Lodge.
Woensdag, 14 maart 2012.
Andermaal hebben we vandaag een klimaat-schok ondergaan. We liggen in het Cocodrilo-huis van de Nicuesa Rainforest Lodge op een landtong in de Golfo Dulce. “Huis” is veel gezegd: dak boven ons hoofd, geen glasramen maar open venstergaten met – soms – een muggengaas er voor en een deur die niet op slot kan. Buiten klinkt op dit moment het geluid van duizenden insecten. D’er zit trouwens zo’n exemplaar van ongeveer 7 centimeter in onze kamer. Maar terug naar deze morgen ...
Rustig uitgecheckt bij Oxygen. Misschien hadden we nog een nachtje langer moeten blijven ... het was hier heerlijk. Maar op dus naar nieuwe horizonten. We hebben een rit van zo’n twee uurtjes voor de boeg, naar Golfito. Daar moeten we de auto achterlaten op een parking en zullen we dan per bootje naar Nicuesa Rainforest Lodge worden gebracht, een vaartochtje van zo’n halfuur. Nicuesa Rainforest Lodge is trouwens op geen enkele andere manier dan per boot te bereiken.
De rit zelf naar Golfito is zonder meer leuk: zeer gevarieerd en dicht begroeid landschap onder een stralende zon. We stoppen voor fruitsap en milkshake in Palmar (Sur = het oude, zuidelijke stadsdeel en Norte= het noordelijke, recentere deel) en ook om foto’s te nemen van het stadje en de plaatselijke Tico’s.
Om 1 uur zou een bootje van de lodge ons oppikken aan de steiger van de parking van hotel Samoa del Sur, waar we trouwens ook onze auto moeten achterlaten. Twintig minuten voor tijd staan we er. D’er komt net een andere boot aangemeerd en de stuurman, of noem je dat kapitein, vertelt ons dat hij het bootje van Nicuesa Rainforest Lodge een beetje verder naar een andere aanlegsteiger heeft zien varen. Geduldig wachten ... dan, naarmate de tijd vordert wat minder geduldig. Bellen dus. Nummer onbestaande of een voice mail in het Spaans! En ’t is ondertussen ruim 1 uur. Aan de steiger ligt een Tico naar loeiharde muziek te luisteren. Ik vraag hem “Nicueasa Rainforest Lodge, esta aqui?” “Si, si”, zegt hij half rechtop zittend. Dan legt hij zich weer neer. Met BlackBerry website en telefoonnummers opgezocht. Alleen nummer van “Sales Office” gevonden en dat dan maar gebeld. Ze zullen de lodge bellen en iemand sturen ... En voorwaar, uiteindelijk, het is bijna half twee, komt een klein bootje aangevaren. De “kapitein” spreekt geen woord Engels maar is wel “onze man”. D’er komt nog een tweede persoon opduiken die eveneens van de lodge is en dan weer wel vloeiend Engels spreekt. Blijkbaar stonden ze op de verkeerde steiger op ons te wachten.
Dan gaat het met het bootje doorheen de golf van Golfito (het kleine “golfje”) tot in de grote Golfo Dulce. En dat voelen we. De boot stijgt en valt dan neer op het ritme van de golven. “It’s a bit of a rough ride”, zegt Daniel, onze gids. Als ik de camera in Betty’s rugzakje wil stoppen voel ik me plots wat ongemakkelijk worden. Maar dat gaat, gelukkig, snel over. Het uitzicht is ronduit schitteren: indigo-blauwe zee en donkergroene kusten die bijna loodrecht uit de zee oprijzen. Bewoning, laat staan een lodge, is nergens te zien.
Na ongeveer een half uur belanden we aan een smalle aanlegsteiger. Uit de boot klefferen en mijn bol stoten tegen het dak van de boot. We worden verwelkomd door Joe die ons opmerkzaam maakt op de macau’s (een soort kleurrijke ara’s) die krijsend in het hoge bladerdek spelen. Joe legt ons ook de twee regels van de lodge uit: in het centrale gedeelte loopt iedereen op blote voeten. Dat is regel één en verder: nooit handen of voeten zetten op plaatsen waar je niets ziet. De laatste regel houdt in dat je ’s morgens je schoenen uitklopt, elke handdoek en elk kledingstuk dat je wil vastnemen of aantrekken eerst uitklopt. Overal kunnen immers “critters” in zitten.
We krijgen een welkomstdrankje, en lunch. Daarna gaat het te voet naar ons huis in het midden van de jungle. Het is drukkend, broeierig warm. Het zweet of water drupt letterlijk van onze koppen en onze kleren plakken aan ons lijf. Een klimaat wat we nog nooit zelf hebben meegemaakt. Letterlijk alles is vochtig en plakt. Joe heeft ons ook verteld dat we niet de illusie moeten hebben dat we hier kleren kunnen drogen: alles blijft gewoon nat. Het is “even” wennen.
We hebben een plannetje van het “domein” gekregen en doen nog een wandeling in de jungle. Tot onze – althans mijn – verbazing is het schemerdonker onder het bladerdek. Alles ritselt en knispert in de kanten maar veel zien doen we niet. ’t Wordt nog erger als – blijkbaar – de avond al valt. We worden ongerust maar bereiken toch opnieuw – in het bijna duister – ons huis. We hebben kikkers, hagedissen en vleermuizen gezien en veel oerwoudgeluiden gehoord.
Het zweet loop tappelings van ons lijf. Douchen dan maar ... in de open lucht ... en onmiddellijk weer inspuiten met Deet. Hoewel ... we zijn al overbeten, overstoken en overprikt. Uiteindelijk bleek het 5 voor 6 te zijn, dus bijna donker, toen we terug ‘thuis” kwamen. En d’er zit een kikker op onze veranda: foto’s nemen!
Rustig uitgecheckt bij Oxygen. Misschien hadden we nog een nachtje langer moeten blijven ... het was hier heerlijk. Maar op dus naar nieuwe horizonten. We hebben een rit van zo’n twee uurtjes voor de boeg, naar Golfito. Daar moeten we de auto achterlaten op een parking en zullen we dan per bootje naar Nicuesa Rainforest Lodge worden gebracht, een vaartochtje van zo’n halfuur. Nicuesa Rainforest Lodge is trouwens op geen enkele andere manier dan per boot te bereiken.
De rit zelf naar Golfito is zonder meer leuk: zeer gevarieerd en dicht begroeid landschap onder een stralende zon. We stoppen voor fruitsap en milkshake in Palmar (Sur = het oude, zuidelijke stadsdeel en Norte= het noordelijke, recentere deel) en ook om foto’s te nemen van het stadje en de plaatselijke Tico’s.
Om 1 uur zou een bootje van de lodge ons oppikken aan de steiger van de parking van hotel Samoa del Sur, waar we trouwens ook onze auto moeten achterlaten. Twintig minuten voor tijd staan we er. D’er komt net een andere boot aangemeerd en de stuurman, of noem je dat kapitein, vertelt ons dat hij het bootje van Nicuesa Rainforest Lodge een beetje verder naar een andere aanlegsteiger heeft zien varen. Geduldig wachten ... dan, naarmate de tijd vordert wat minder geduldig. Bellen dus. Nummer onbestaande of een voice mail in het Spaans! En ’t is ondertussen ruim 1 uur. Aan de steiger ligt een Tico naar loeiharde muziek te luisteren. Ik vraag hem “Nicueasa Rainforest Lodge, esta aqui?” “Si, si”, zegt hij half rechtop zittend. Dan legt hij zich weer neer. Met BlackBerry website en telefoonnummers opgezocht. Alleen nummer van “Sales Office” gevonden en dat dan maar gebeld. Ze zullen de lodge bellen en iemand sturen ... En voorwaar, uiteindelijk, het is bijna half twee, komt een klein bootje aangevaren. De “kapitein” spreekt geen woord Engels maar is wel “onze man”. D’er komt nog een tweede persoon opduiken die eveneens van de lodge is en dan weer wel vloeiend Engels spreekt. Blijkbaar stonden ze op de verkeerde steiger op ons te wachten.
Dan gaat het met het bootje doorheen de golf van Golfito (het kleine “golfje”) tot in de grote Golfo Dulce. En dat voelen we. De boot stijgt en valt dan neer op het ritme van de golven. “It’s a bit of a rough ride”, zegt Daniel, onze gids. Als ik de camera in Betty’s rugzakje wil stoppen voel ik me plots wat ongemakkelijk worden. Maar dat gaat, gelukkig, snel over. Het uitzicht is ronduit schitteren: indigo-blauwe zee en donkergroene kusten die bijna loodrecht uit de zee oprijzen. Bewoning, laat staan een lodge, is nergens te zien.
Na ongeveer een half uur belanden we aan een smalle aanlegsteiger. Uit de boot klefferen en mijn bol stoten tegen het dak van de boot. We worden verwelkomd door Joe die ons opmerkzaam maakt op de macau’s (een soort kleurrijke ara’s) die krijsend in het hoge bladerdek spelen. Joe legt ons ook de twee regels van de lodge uit: in het centrale gedeelte loopt iedereen op blote voeten. Dat is regel één en verder: nooit handen of voeten zetten op plaatsen waar je niets ziet. De laatste regel houdt in dat je ’s morgens je schoenen uitklopt, elke handdoek en elk kledingstuk dat je wil vastnemen of aantrekken eerst uitklopt. Overal kunnen immers “critters” in zitten.
We krijgen een welkomstdrankje, en lunch. Daarna gaat het te voet naar ons huis in het midden van de jungle. Het is drukkend, broeierig warm. Het zweet of water drupt letterlijk van onze koppen en onze kleren plakken aan ons lijf. Een klimaat wat we nog nooit zelf hebben meegemaakt. Letterlijk alles is vochtig en plakt. Joe heeft ons ook verteld dat we niet de illusie moeten hebben dat we hier kleren kunnen drogen: alles blijft gewoon nat. Het is “even” wennen.
We hebben een plannetje van het “domein” gekregen en doen nog een wandeling in de jungle. Tot onze – althans mijn – verbazing is het schemerdonker onder het bladerdek. Alles ritselt en knispert in de kanten maar veel zien doen we niet. ’t Wordt nog erger als – blijkbaar – de avond al valt. We worden ongerust maar bereiken toch opnieuw – in het bijna duister – ons huis. We hebben kikkers, hagedissen en vleermuizen gezien en veel oerwoudgeluiden gehoord.
Het zweet loop tappelings van ons lijf. Douchen dan maar ... in de open lucht ... en onmiddellijk weer inspuiten met Deet. Hoewel ... we zijn al overbeten, overstoken en overprikt. Uiteindelijk bleek het 5 voor 6 te zijn, dus bijna donker, toen we terug ‘thuis” kwamen. En d’er zit een kikker op onze veranda: foto’s nemen!
’s Avonds, vanaf half zeven, komen alle gasten samen aan de bar op de eerste verdieping van de lodge. Onderaan de trap is het een verzameling van slippers en schoenen. We “socializen” op blote voeten met de gids(en), de barman en de andere (Amerikaanse) gasten bij een paar glazen Sauvignon. Het avondeten gebeurt aan een grote gemeenschappelijke tafel. ’t Is een soort gefrituurde vis met veel groenten en fruit en als dessert ”très lèches”, een gebakje (behalve voor B. die als dessert een lekker uitziende fruitschotel krijgt).
We spreken met de gids af om 7 uur morgenochtend voor een “mangrove-toer”: met een bootje de mangroves in tot we met de grotere boot niet meer verder kunnen. Daarna verder zelf kajakken. Wat zal dat worden? Terug in ons huis blijkt dus – zie aanhef van het verslag van deze dag - dat we een soort grote krekel als gast hebben (de tientallen kleine beestjes en muggen zijn het vernoemen niet waard). We spreiden de muggentent open over ons bed en ... gaan hopelijk zacht slapen in het midden van het pikdonkere oerwoud. Nog nooit zo’n donkerte “gezien”: nu snap ik de betekenis van pikdonker gitzwart, inktzwart of “pitch-black”. Geen steek zie je voor je ogen ... maar letterlijk geen 10 cm. Gelukkig heb ik mijn Petzl bij!