Tamarindo.
Donderdag, 8 maart 2012.
Vandaag verlaten we het regenwoud: op naar de westkust, de kust van de Stille Oceaan, een tochtje van iets meer dan 200 km maar waar we – rustig aan – toch vijf uur over doen. Bestemming: Tamarindo. De Arenal is ook vanmorgen in de wolken gebleven. De kratertop hebben we dus nooit gezien. Het regent niet (of niet echt) als we vertrekken en dat is ook al het vermelden waard.
We volgen de weg langs het uitgestrekte, kunstmatige meer van Arenal. We rijden over de dam. De krachtcentrale daar levert 45 % van de hele stroombehoefte van Costa Rica. D’er zijn wel een aantal dorpen voor gesneuveld (=onder water gelopen). Plots een kleine file doordat een troep coati’s langs de weg loopt. Toeristen (en wij ook) nemen kiekjes maar coati’s hebben we nu eigenlijk wel genoeg gezien.
Aan een gezapig tempo rijden we langs de ons nu vertrouwde kronkelige en bobbelige asfaltwegen. Af en toe worden we opgeschrikt door een vernauwing, meestal een brug, of plots een stuk van een 50-tal meter onverhard. D’er wordt ook aan een gezapig tempo voorbij gestoken waarbij de inhaler erg lang links blijft rijden. Op een bepaald moment moet ik zelfs remmen en bijna stoppen omdat een inhaler op ons rijvak vervaarlijk dicht op ons afkomt en pas op het laatste nippertje weer kan invoegen.
Het landschap is lieflijk, het regent helemaal niet meer, de zon komt zelfs door de wolken priemen. Vooraleer we het meer ronden, drinken we nog een vers geperst fruitsap in een lokale bar. Dan rijden we een heuvelrug over, van het meer weg en plots ... ongelooflijk maar de temperatuur stijgt zienderogen. Vermoedelijk gaat het van ongeveer 25° C naar minstens 35° C. Niet uit te leggen en niet te begrijpen: het groene, dichbegroeide landschap waar we tussen twee metershoge plantenmuren reden, verdwijnt plots en maakt plaats voor droge weiden ... een soort pampa’s wat even aan Afrika doet denken. De zeboe’s zijn alom tegenwoordig maar zien er o zo magertjes uit.
Vandaag verlaten we het regenwoud: op naar de westkust, de kust van de Stille Oceaan, een tochtje van iets meer dan 200 km maar waar we – rustig aan – toch vijf uur over doen. Bestemming: Tamarindo. De Arenal is ook vanmorgen in de wolken gebleven. De kratertop hebben we dus nooit gezien. Het regent niet (of niet echt) als we vertrekken en dat is ook al het vermelden waard.
We volgen de weg langs het uitgestrekte, kunstmatige meer van Arenal. We rijden over de dam. De krachtcentrale daar levert 45 % van de hele stroombehoefte van Costa Rica. D’er zijn wel een aantal dorpen voor gesneuveld (=onder water gelopen). Plots een kleine file doordat een troep coati’s langs de weg loopt. Toeristen (en wij ook) nemen kiekjes maar coati’s hebben we nu eigenlijk wel genoeg gezien.
Aan een gezapig tempo rijden we langs de ons nu vertrouwde kronkelige en bobbelige asfaltwegen. Af en toe worden we opgeschrikt door een vernauwing, meestal een brug, of plots een stuk van een 50-tal meter onverhard. D’er wordt ook aan een gezapig tempo voorbij gestoken waarbij de inhaler erg lang links blijft rijden. Op een bepaald moment moet ik zelfs remmen en bijna stoppen omdat een inhaler op ons rijvak vervaarlijk dicht op ons afkomt en pas op het laatste nippertje weer kan invoegen.
Het landschap is lieflijk, het regent helemaal niet meer, de zon komt zelfs door de wolken priemen. Vooraleer we het meer ronden, drinken we nog een vers geperst fruitsap in een lokale bar. Dan rijden we een heuvelrug over, van het meer weg en plots ... ongelooflijk maar de temperatuur stijgt zienderogen. Vermoedelijk gaat het van ongeveer 25° C naar minstens 35° C. Niet uit te leggen en niet te begrijpen: het groene, dichbegroeide landschap waar we tussen twee metershoge plantenmuren reden, verdwijnt plots en maakt plaats voor droge weiden ... een soort pampa’s wat even aan Afrika doet denken. De zeboe’s zijn alom tegenwoordig maar zien er o zo magertjes uit.
Dan rijden we door het tropische droogbos, een microklimaat wat uniek is ter wereld, alleen in Costa Rica te vinden. ‘k Zie een toekanachtige vogel vliegen die achteraf een Aracari blijkt te zijn (volgens de Costa Rica Wildlife Guide van Rainforest Publications). Hij heeft een nest in een hol in een oude houten elektriciteitspaal. Stopplaatsen of parkings langs de weg om even te pick-nicken blijken er in Costa Rica niet te zijn. We eten dan maar ons brood en onze kaas in een bushokje langs de weg: d’er is een bankje en vooral: er is schaduw! We zweten reeds als een rund ... zeboe?
Terug verder dan naar Tamarindo in de provincie Guanacaste. Er wandelt een vrouw met kinderkoets langs de weg. Daarvoor zal ik moeten uitwijken maar er komt een reusachtige vrachtwagen uit de ander richting aangeraasd. Ik kan niet voorbij de kinderkoets en besluit te stoppen ... achter ons horen we gierende banden ... een taxi kan nog maar net achter ons stoppen. Adrenalinestoot ... en wij weer weg. Volgende probleem(pje): op een lang stuk rechte weg zien we al van ver de groene verkeerskegels van de politie staan. Inderdaad: politiecontrole. We moeten stoppen en ik moet mijn paspoort tonen. Dat heb ik bij de hand, dus alles in orde. Maar ook B. moet haar paspoort tonen en die zit in haar koffer ... achteraan in de auto. Dus de koffer uitgehaald en open gemaakt en paspoort gevonden. Alles OK: doorrijden.
Rond 14:00 uur komen we uiteindelijk aan in Tamarindo: een rommelig allegaartje van nieuwe hotels en oude koterijen met een “hoofdstraat” die van asfalt over gaat in grint. Onze GPS leidt ons feilloos naar ons hotel: Capitan Suizo the hotel on the beach! Het hotel combineert de naam van het eilandje voor de kust - El Capitan - met Suizo = Zwitser in het Spaans: de eigenaars van het hotel zijn Zwitsers. D’er is een fantastische tropische tuin, zwembad met bar, open restaurant en aan de achterkant van het hotel onmiddellijke toegang tot het strand.
De Stille Oceaan: surfers in de verte. Een prachtige baai met aan de overkant natuurpark Las Baulas, het strand waar van november tot februari de zeeschildpadden aan land komen om eieren te leggen. Snel inchecken. Onze kamer met terras is op de eerste verdieping en geeft uit op de tropische tuin. Twee ligstoelen .. van hier uit kunnen we de tuin bewonderen. De palmbomen reiken tot op en boven ons terras.
Dan naar de bar voor ons welkomstdrankje. Strandhanddoeken nemen en onder een bomenrij op het strand van de temperatuur de zon en de zee genieten .... Inmiddels hebben we in de tuin van ons hotel een leguaan van ruim een halve meter tegen een boom zien opkimmen. En tot onze verbazing zit er bij het terugkomen in de kamer een brulaap op de rand van ons terras. Als we hem aanstaren, besluit hij, kalm, te vertrekken via de palmbomen.
’s Avonds dineren in het restaurant in open lucht, dicht bij het zwembad en uiteraard het strand. Eten valt erg mee (calamaris en de “catch of the day”) en de bediening ook. Al vlug kent de kelner onze namen.
Terug op de kamer waarna mijn verslag er voor vandaag zou moeten opzitten, maar .... Terwijl ik in de badkamer ben, komt B. opgewonden binnen gelopen: er zit “iets” op één van de ligzetels op ons terras. Met Petzl op de kop naar buiten: ’t blijkt verdorie een pikzwarte brulaap te zijn. Dezelfde van daarnet. En hij is niet eens verbaasd of geschrokken van ons te zien. Hij blijft rustig zitten, staart ons even aan en draait zich dan in een bolletje in de ligzetel. Die is duidelijk niet van plan om vanavond nog op te krassen. We maken ons verder klaar, terrasdeur uiteraard dicht en checken nog even voor het slapen gaan: jaja, daar ligt onze kerel op ons terras te slapen. Als hij maar niet snurkt! Zien we hem morgenochtend nog?