Islas Uros.
29 augustus 2013
Ons hotel ligt, behalve in een “gore buurt”, ook aan het Titicaca meer zelf 1. Dat zien we onmiddellijk als we deze morgen onze gordijnen open trekken. Het is stralend weer. Rechts ligt Puno: ook van ver af lijkt het een wirwar van huisjes tegen verschillende berghellingen rond het meer gebouwd. Op het grasveld tussen ons hotel en het meer dartelen cuy’s 2, wilde Guinese biggetjes, rond. Ze schieten af en toe verschrikt hun holen in. Tegenover ons hotel ligt de Yavari, een oude stoomboot, afgemeerd. En links zien we het meer en de rietvelden. Prachtig zicht om wakker te worden. Compensatie voor onze “rij-dag” van gisteren!
Lui ontbijten. Veel Mate de Coca drinken want de grote hoogte laat zich voelen in een “ijl” hoofd, blauwe en/of korstige lippen, droge keel (dat laatste hoeft niet altijd een probleem te zijn).
Het is iets na negenen als we via de hotelreceptie een taxi naar de haven regelen. Plan is een bezoek te brengen aan de drijvende eilanden, de “Islas Uros”. De taxi levert ons voor 7 soles (~2 EUR) en op 15 minuten af bij de kade. Het is al relatief laat. Alle grote toeristische “tour-boten” zijn al vertrokken. Dus zit er niets anders op dan de boot voor de “locals” te nemen. Die boot met een capaciteit van waarschijnlijk een 20-tal personen, ziet er wat aftands en versleten uit maar – hopelijk – toch vaarklaar. We vertrekken iets na 10 uur. We, dat wil zeggen een bonte verzameling van Peruvianen, een koppeltje rugzak-toeristen, wijzelf, een “schipper” en een “stuurman”, alles samen zo’n 15 koppen. De schipper bewaakt nauwgezet zijn oude motor die open en bloot ligt te pruttelen en de hele boot doet stinken naar diesel.
Prachtige tocht over het meer met stralende zon. Doorheen grote rietvelden. Tot bij de drijvende eilanden. Op één van die Islas Uros, eilanden - ongeveer 40 bij 60 meter - meren we aan. We stappen uit op een 2 meter dikke dobberende rietlaag en worden verwelkomd door de bewoners in lokale kledij. Er zijn rieten hutjes, zonnepanelen voor een beetje elektriciteit (de inwoners hebben radio en TV) en ... we krijgen uitleg, in het Spaans. Over hoe de inwoners nog leven van visvangst; eenden en ganzen schieten (ik word uitgekozen om een oud geweer te hanteren voor de ogen en tot hilariteit van de meegereisde Peruvianen); vissen verkopen in Puno en daar inkopen doen; hoe de eilanden verankerd worden met houten palen (anders zouden ze afdrijven naar Bolivië); hoe op één eiland meestal één familie woont; hoe je – als je ruzie hebt met je buur – je stukje eiland kan los snijden en naar een ander eiland dobberen.
B is in druk gesprek met een eilandbewoner en trekt zijn hut binnen. Ik wandel het hele eiland rond in 5 minuten tijd. Dan schepen we met zijn allen in op een boot gemaakt van stro en varen we naar het centrale eiland. Iets groter dan het vorige en vastgemaakt aan een reeks andere kleine eilandjes. Wel kan je niet van het ene naar het andere eilandje zonder bootje.
D’er is een piepklein winkeltje en zelfs een “restaurant”: een klein houten barakje op het riet, vijf tafeltjes met houten bankjes. Trucha a la plancha, gebakken forel op het menu3. Heerlijk. Nog wat rond kuieren, in de zon zitten, genieten.
D’er zit een langwerpig schiereilandje aan dit eilandje vast met aan het uiteinde ... de toiletten.
Als B. die wil gebruiken komt een Uros-vrouw aangelopen en vraagt 1 soles. Vanaf het toilet zie je echter wel de achterkant van het eiland: vrouwen die in het meer kleren aan het wassen zijn en een drooglijn met gewassen goed.
Terug dan met de boot naar de haven van Puno. We zitten op het kleine bovendek en babbelen met het jonge koppeltje rugzaktoeristen. Die blijken Slovaken te zijn die een halve wereldreis maken gedurende een vol jaar: ze hebben Azië gedaan en reizen nu door Zuid-Amerika, trekken verder naar Bolivië na Peru. De schipper is nu druk bezig met grote emmers water uit het onderdek van de boot te hozen. Houden we het tot de haven? Gelukkig wel.
Na het ontschepen nemen we de tri-cycletto taxi naar de Plaza de Armas van Puno. Een gemotoriseerde tri-cycletto, want er zijn er ook met “man-kracht” aangedreven. Niet veel zaaks die Plaza de Armas: we hebben er al mooiere gezien. Dan wandelen we langs de Jiron Lima naar de Parque Pino. Vandaar terug te voet naar de haven. Puno is een lelijke stad en – dat worden we stilaan gewoon in de steden – enorm stoffig en druk.
Zonder veel in detail te treden: ik heb een sanitair probleem en moet dringend ...
Aan de haven vinden we gelukkig een toilet turistico: op een klein volledig afgesloten binnenkoertje zit een oud indiaans vrouwtje, haar gezicht heeft meer gelooide huidplooien dan er terrassen kunnen zijn op een Andes bergflank. Ze legt ons vriendelijk uit dat het 1 soles kost, per persoon. Maar daarvoor mag je dan ook al het nodige doen. Doen we ook. D’er blijkt geen WC-papier te zijn maar ... dat krijgen we van haar. Geen spoeling ook, wat in mijn geval een ernstig probleem is. Of beter: geen automatische spoeling. Ik had nog niet gemerkt dat er grote vaten water staan en dat je wordt verondersteld met een emmertje, manueel te spoelen. Maar omdat we van Belgica zijn, zal het vrouwtje dat voor ons doen. Uit dankbaarheid geef ik haar een extra soles, waarop ze zo blij is dat ze me vastpakt en een dikke kus geeft. Voorwaar, dit was een ontroerende plas- en k...-stop.
We wandelen terug naar het hotel langs een aangelegde strandboulevard. Die brengt ons niet volledig tot bij het Sonesta Possada del Inca hotel; we moeten nog een stuk door de al eerder vernoemde “gore buurt”. We trachten dichter bij het strand te wandelen. B denkt dat daar een wandelpad loopt. Niet dus en we stappen langs een spoorlijn terug tot bij het hotel.
Nog is onze dag niet om: eerst wat bekomen, opnieuw met “dos cervezas” op een terrasje in de zon, achter het hotel. Dan bezoek aan de Yavari, een gerestaureerde stoomboot en het oudste nog vaarklare schip op het Titicaca meer. Een erg gemotiveerde oude zeeman legt ons in het Spaans, doorspekt met hier en daar een Engels woord, alles uit over het prachtig gerestaureerd schip. In een notendop:
- gebouwd in 2.776 onderdelen In Birmingham in 1862
- alle onderdelen per schip via Kaap Hoorn overgebracht naar Arica, wat toen nog Peruaans was maar nu tot Chili behoort
- van de haven van Arica per trein overgebracht naar Tacna
- vandaar alle onderdelen met ezels over de Andes vervoerd
- en ten slotte alles weer geassembleerd in Puno zodat het schip op kerstdag 1870 voor het eerst te water werd gelaten.
Na deze dag vol van natuur en cultuur, met als enige nadeel een lichte vorm van soroche, hoogteziekte, zijn we ’s avonds andermaal uitgeteld.
Morgen reisdag: over de hoge Andes naar Colca Canyon.
1 Het Titicacameer is het hoogste bevaarbare meer ter wereld op een hoogte van zo’n 3.800 meter. Het vormt gedeeltelijk de grens tussen Peru en Bolivië(65% ligt op Peruaans grondgebied). ↩
2 Cuy, of Guinese biggetjes, zijn een culinaire specialiteit van de Andes en een vaste waarde op de menukaart van elk restaurant. Echter nog niet geproefd. ↩ 3 De forel komt uit het Titicaca meer maar is niet inheems, met andere woorden: ingevoerd vanuit Europa en gedijt blijkbaar goed in het meer. ↩