Juliaca.
28 augustus 2013.
Woensdag, reisdag. Relatief veel kilometers te doen vandaag: 438 km naar Puno aan het Titicaca meer. In tijd zou ons dat volgens GPS 6 tot 7 uur kosten? Start om 8u30: we rijden de weg terug langs Pisac en ... om te beginnen, schieten we niet echt op. Dat komt door de dorpjes en de “Reductor de Velocidad”, snelheidsremmers bij de in- en uitgang van de dorpjes. Maar natuurlijk ook door de drukte in de dorpjes zelf, de bochtige weg en ... het weer. Het regent namelijk gestaag sinds vanochtend. Hebben wij gisteren eventjes geluk gehad bij ons bezoek aan Machu Picchu!
Na 3 uur rijden (en een eerste plas-stop in de vrije natuur) zijn we 165 km ver en in optima forma. En een half uurtje later houdt ons geluk op voor vandaag ... Op een lange rechte weg op de hoogvlakte van de Andes, rijden we 100 per uur. Tot het plots lijkt alsof er een caravan aan de auto hangt: alle trekkracht verloren. Ik rem, de auto begint een beetje te zwalpen maar ik slaag er in hem zonder verder kleerscheuren aan de kant van de weg te zetten. Een lekke band? Inspectie van het voertuig: het linker achterwiel blijkt 4 van de 6 vijzen te hebben verloren. Die vind ik allemaal een paar tientallen meter terug op de weg. Van die vier blijkt er één afgebroken te zijn: een stuk steekt nog in het wiel, het andere stuk in de moer.
Middag, 12 uur in het midden van de Cordillera, hoogplateau van de Andes. Gestage miezerige regen. Af en toe raast een auto of vrachtwagen ons rakelings voorbij. Een halve kilometer verderop lijkt een klein dorpje te liggen. Wat te doen? Wiel vervangen? Maar er is alvast één vijs niet meer bruikbaar. En hoe kon die breken? Is er dan niet een ander probleem met de auto? Overleggen! Dan beslissen om Hertz te bellen. Probleem uitgelegd in het Engels, waarop er aan de andere kant van de lijn wordt gevraagd of ik het niet in het Spaans kan uitleggen. Ik niet, maar B.vermoedelijk wel. Dus duw ik haar mijn telefoon in de handen ... en het uitleggen lijkt vlot te gaan. Waar staan we, wordt er gevraagd. Tja, op de weg naar Juliaca/Puno. Het laatste dorp wat we passeerden was San Pedro. Of we niet wat preciezer kunnen zijn en terugbellen zodra we exact weten waar we staan? OK, doen we.
B en ik trekken de regenjassen aan, sluiten de auto af en stappen in de richting van het dichtstbijzijnde dorp. Gelukkig al na een paar honderd meter zien we een kilometerpaal 1.102 km. Dat dus doorgebeld waarop Hertz bevestigt dat er een nieuwe auto wordt gestuurd, vermoedelijk binnen één tot anderhalf uur.
Wachten dan maar. Onze lunch opeten, en wachten ... In de verte komt een campesino aangestapt. Dat is de kans om nog preciezer te weten bij welk dorpje we staan. Dus ik er op af met de vraag welke pueblo (dorp) dit is. (Ter verduidelijking en om alle misverstand te vermijden: B heeft me eerst de zin voorgezegd in het Spaans.) De boer spreekt iets uit wat op “kotsjakwetsja” lijkt. Wacht, ik neem pen en papier en vraag hem om het op te schrijven. De campesino kijkt me lachend maar hoofdschuddend aan en zegt dan weer “kotsjakwetsja”, wijzend op het dorp achter hem. Maar opschrijven: no, no, no. Dan besef ik dat de kerel niet kan schrijven .... Wachten dus maar weer, één uur, twee uur ... Ongerustheid neemt toe: als we hier niet snel weg geraken riskeren we nog in het donker te moeten rijden om ons hotel in Puno te bereiken. Bellen naar Hertz maar weer. Ze zijn onderweg ... nog 15 tot 25 minuten. Heen en weer ijsberen langs de weg ... maakt niets meer uit maar ik stap zover tot ik plots een bord zie met de naam van het dorpje: Ccochacunca. Maakt niks meer uit.
Eindelijk, eindelijk, daar komt een Toyota Landcruiser van Hertz aangereden. Probleem uitgelegd. Er zit niets anders op dan auto’s te wisselen. Hoe de twee Hertz-kerels dan zullen weg geraken zal ons een zorg wezen. Zelf zeggen ze dat ze de auto in het dorp zullen herstellen. Documenten voor de auto-wissel dan maar invullen. Of we dan ook even willen betalen voor het vullen van de tank van de kapotte auto want die moesten we toch vol afleveren. Gelukkig is B bij de pinken: de nieuwe auto is ook niet meer vol, dus ... wordt er niet betaald. ’t Is drie uur als we kunnen vertrekken ...
Maar ’t rijdt nu vlot. De Landcruiser lijkt zelfs iets comfortabeler te zitten dan de vorige auto.
De kilometers suizen voorbij. Ons humeur gaat er – in tegenstelling tot het weer – zienderogen op vooruit. Een spektakel-landschap ook waar we doorrijden: steppe-achtig landschap, vlak maar omgeven door hoge pieken, geen of nog zeer sporadisch een dorpje (gelukkig vielen we hier niet in panne) en ... sneeuw. Het is inderdaad beginnen sneeuwen bij een temperatuur van 0° C to 3°C. Niet verwonderlijk: ’t is hier winter en we rijden nu op een hoogte van 4.338 meter! Toch blijven we goed doorrijden: de sneeuw blijft niet op de weg liggen. Misschien moeten we maar een half uurtje nog in het donker rijden? Hoop doet leven.
Half zes: schemering en we rijden Juliaca binnen, op zo’n 40 km nog van onze eindbestemming Puno. Wat we zien langs de ene invalsweg tart alle verbeelding: ongelooflijk druk verkeer in een weg in aanbouw, vervallen, vuile huizenblokken langs de kant van de weg, een autokerkhof, lassers die per plaatse aan wrakken bezig zijn, driewiel taxi’s die zich overal doorheen slingeren, zware camions. De weg houdt plots op en wordt een langgerekte modderpoel. Daar een bord: Puno naar links. In een karrenspoor van amper een auto breed? Kan niet, doorrijden dan maar.
Dat had ik niet moeten doen. Ik heb al in veel landen en steden gereden, Zuid-Afrika, Namibïe, Engeland, Italïe, Costa Rica, Parijs, Napels, Granada, Trujillo maar dit is niet te beschrijven en eigenlijk ook niet uit te leggen. We rijden ons vast in een ongelooflijk kluwen van auto’s en driewiel taxi’s in modderige straten met hordes mensen op de voetpaden, een mierennest. In het donker nu, geen wegwijzers. Almaar rechtdoor. Op een modderig plein, vermoedelijk een soort rond punt kan je rechtdoor of rechts. Ik kies rechts, steek mijn kop door het raam en brul naar een voetganger “Puno?”. No, no, no ... de andere kant op. OK, van richting veranderen midden van het modderplein, anderen hinderen, getoeter van jewelste, voorbij gestoken worden, “queue de poisson”. Weer rechtdoor. B steekt ook haar bol buiten en vraagt aan een vrouw of dit de goeie richting is voor Puno. De vrouw loopt schrikkerig weg. Treinspoor dwars door de stad, uiteraard zonder bewaakte overwegen. Een brommer links langs ons heen. “Puno?” De man doet heftig teken naar voor ... waarschijnlijk zijn we op de goede weg. Een éénrichtingsstraat in langs de verkeerde kant. Tegenliggers ontwijken. Terug op de rechte weg. Dezelfde brommer naast ons, nog altijd druk gesticulerend en schreeuwend: vooruit, vooruit, rechtdoor. Getoeter, lawaai alom. Geen politie te zien. Stoppen aan een rood licht. B vraagt aan een mevrouw met een baby of dit de richting Puno is. Si, si, si ... rechtdoor .... en eindelijk, na een eeuwigheid komt aan de verschrikking een eind: een soort snelweg (wel één vak in elke richting en met fietsers langs de kant) met aanduiding Puno. Gered ... hoewel ... de weg is niet verlicht. Het is nu pikdonker en er valt nog steeds een miezerige regen. Zeer druk verkeer. We worden voortdurend verblind door tegenliggers terwijl we moeten opletten dat voorbij stekende busjes ons niet van de weg rammen. Tussendoor ook nog eventjes oppassen voor zwerfhonden en liftende voetgangers!
Alle besef van tijd hebben we verloren. In opperste concentratie rijden we, na een flinke beklimming, Puno binnen, een stad van zo’n 100.000 inwoners. Maar ’t is donker. Die verdomde GPS blijkt de straat van ons hotel niet te kennen. We hebben geen detailkaart van de stad en ... weten niet waar we zitten! Hoe geraken we in godsnaam ooit in ons hotel. B beweert ongeveer de richting te kennen: naar het meer, de haven, de universiteit. Zij heeft waarschijnlijk de kaart van Puno virtueel in haar hoofd zitten. Dus op goed geluk, rijden maar. Opnieuw overvolle straten en een drukte van jewelste, uiteraard niet te vergelijken met Juliaca, maar toch ... stresserend. Ik probeer vanuit de auto een voetganger te vragen welke richting we uitmoeten voor het Sonesta hotel. Gelukkig spreekt hij Engels. Rechtdoor tot aan de rode lichten, dan na twee blokken, naar links, dan weer naar rechts en ... jaja, rijden maar. We lijken uit het centrum te komen in wat gemeenzamerwijs als “een gore buurt” kan betiteld worden. Hopeloos verloren gereden ? Alternatieve scenario’s: we zoeken een parking in het centrum en nemen daar een taxi? Of we bellen het hotel en leggen uit in welke straat we staan (als we al een straatnaambord vinden). Ik moet dringend plassen en stop even langs de kant van de weg: ik zie weinig uitweg meer en zeg aan B. dat we even onze alternatieven op een rij moeten zetten. Maar waar we gestopt zijn is er een onooglijk winkeltje. OK, hier nog eens de weg vragen. We stappen uit, de piepkleine winkel binnen ... met de moed der wanhoop.
B vraagt aan de indiaanse mevrouw achter de toog of ze ons kan uitleggen hoe we naar het hotel kunnen rijden. Dan kan ze blijkbaar want er ontspint zich een redelijk geanimeerd gesprek en ik zie B’s gezicht oplichten. Blijkt dat we nog amper een kilometer van het hotel verwijderd zouden zijn en B heeft de aanwijzingen goed begrepen. Nochtans ... de weg waarop het hotel zou moeten liggen ziet er zo mogelijk nog “goorder” uit. Toch rijden we door tot bij ... een slagboom met een bewaker. Nada: ons hotel ligt 500 meter terug op deze weg. Moeten we dus gepasseerd zijn. Na 250 meter terugrijden nog eens vragen in hotel Andina. Ja, op de goeie weg, een 250 meter terug .... Eindelijk, eindelijk ... na nog een keer vragen, vinden we ons hotel ... ’t is 19u15. Bijna 2 uur gereden op de ~40 km van voor Juliaca tot Puno.
Ons flesje Tacama-wijn hebben we deze keer wel dubbel en dik verdiend.
B en ik hebben het fantastisch gedaan (ja, dat is een zelf-felicitatie).
Petje af voor haar oriënteringsvermogen en “plan trekken in het Spaans”.
Bovendien vertelt ze me tijdens het avondeten dat ze nog een ander geniaal idee had: een taxi vragen om naar het hotel te rijden met wij er achteraan, uiteraard tegen betaling van de taxirit.
Met B trek ik naar het einde van de wereld ... maar nooit meer door Juliaca!